De acht grote lessen van de natuur (les 5)
5/17/20233 min read
“Dieren zijn geen broeders, zijn geen ondergeschikten; ze zijn andere volken, samen met ons gevangen in het net van het leven en de tijd.” ~Henry Beston~
Vorige week postte ik een verhaal over les 4 van De acht grote lessen van de natuur (van Gary Ferguson).
Vandaag les 5: Onze familie, de dieren, maakt ons gelukkiger – en slimmer
Afgelopen februari hebben mijn vriendin en ik het besluit moeten nemen om onze hond in te laten slapen. Hem missen doet nog dagelijks pijn.
JD was een zachtaardige rottweiler en werd ruim 12,5 jaar oud. Hij is zijn leven lang gezond geweest, maar hij kon niet meer verder. De kwaliteit van leven was weg. Onze liefdevolle spiegel en leraar was klaar voor zijn volgende reis.
Voor ons was hij een leraar in de wijsheden van het leven. En een spiegel voor wat er in onszelf leefde op bepaalde momenten. Bijvoorbeeld als wij vonden dat hij tegendraads was, niet doorliep of om aandacht kwam vragen als het ons even niet uitkwam.
Dieren hebben die gave. Ze leven altijd in het huidige moment. Komt geen meditatie of yoga aan te pas. Voor hen is er alleen het nu. En nu. En nu. Geen verleden, geen toekomst. Nu.
Daarom was JD altijd razend enthousiast als ik thuis kwam. Het maakte voor hem geen verschil of dat was na een lange dag werken op kantoor of na een wandeling van een halve minuut naar de brievenbus van de overbuurman. JD was gelukkig dat ik er weer was. En die blijdschap deelde ik graag met hem.
Onvoorwaardelijke liefde
Als jij ooit een hond hebt gehad in je leven, dan kan het niet anders dan dat je dit herkent. Fantastisch gevoel toch?
Dat je in je chagrijnige bui je hond een snauw geeft en dat hij of zij toch liefdevol tegen je aan kruipt. Dat je hond daardoor niet beledigd is, maar je eigenlijk een spiegel voorhoudt. Een spiegel waardoor je tot inzicht komt dat die snauw onterecht is. Dat die voortkomt uit iets anders wat in jou leeft.
Deze onvoorwaardelijke liefde is onbetaalbaar. Een cadeau van het leven. En een zeldzaam fenomeen in de mensen-maatschappij, waarin we wel willen geven, maar alleen als we er iets voor terugkrijgen. Honden geven gewoon. Zonder verwachtingen.
De superieure mens
Natuurlijk weet jij als baasje, liefhebber of boer dat dieren ook emoties hebben. Vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn die emoties eeuwenlang vakkundig onder het tapijt geschoven.
Een vooraanstaand wetenschapper als René Descartes gaf tijdens lezingen zijn hond vaak een schop. Het arme beest kromp ineen en piepte van de pijn. Descartes deed die reactie af als een automatische reactie van het lichaam.
De beste man kon niet verder van de waarheid zitten. Dat weten we nu, mede dankzij honderden wetenschappelijke onderzoeken die wereldwijd zijn uitgevoerd.
Zo weten we dat walvissen en dolfijnen zeer complexe communicatiesystemen hebben. Dat wolven ten minste 12 verschillende gezichtsuitdrukkingen hebben. Dat raven en chimpansees gereedschap gebruiken. Dat dieren spelen, liefhebben, pijn voelen en ja, zelfs rouwen.
Natuurlijk hoeft dat niet wetenschappelijk bewezen te worden. Een modern, weldenkend mens wéét dit diep van binnen. Maar in de harde wereld van feiten en cijfers is het toch fijn dat wetenschappers dit bevestigen, zodat ook overheden en instanties naar eer en geweten (zouden) kunnen handelen.
Ellende
Toch kijken we nog vaak weg van dierenleed. Megastallen en bio-industrie bestaan overal in de wereld. Eén wandelingetje door zo’n stal zou ieder mens stijl achterover doen slaan.
De kreet van een varken dat geslacht wordt gaat door merg en been. (En ja, ook varkens zijn zeer intelligent en emotioneel ontwikkelde beesten). Het scheiden van een kalfje van zijn moeder zou ieder mensenhart doen breken. Maar we zien het niet. En dus kunnen we het negeren.
Sinds we de slachthuizen hebben verhuisd naar plekken waar ze niet meer opvallen, kunnen we met z’n allen doen alsof ze niet bestaan. Alsof er geen dierenleed vooraf gaat aan het stukje vlees op ons bord. Een bizarre kronkel in het mensenbrein.
Respect
Maar het kan ook anders.
Laten we dieren weer als volwaardig zien. Met ze verbinden. Niet van superieur mens tot inferieur beest. Maar als gelijkwaardige, levende wezens. Als liefdevolle baas tot liefhebbende hond. Als (eventueel) vleesetende consument tot boerderijdier die in een gezonde omgeving met soortgenoten en natuurlijk voedsel mag leven. Als huiseigenaar tot per ongeluk naar binnen gevlogen insect die graag weer levend buiten komt.
Gary Ferguson schrijft daarover het volgende: “Door weer echt respect en medeleven te gaan voelen voor dieren op de boerderij – en medeleven zit nu eenmaal heel diep in ons eigen wezen verankerd – kunnen we de eeuwenoude tweedeling tussen ons en de rest van de schepping helen. Die tweedeling was er de oorzaak van dat we onze ogen sloten voor allerlei vormen van lijden. Als we te allen tijde goed zijn voor ieder schepsel, kunnen we ons hart weer terugvinden.”
Dieren zijn onze vrienden. Ze leren ons dingen. Beschermen ons. Voeden ons. Geven ons liefde. Geven zelfs – vrijwillig of niet – hun leven voor ons.
Het minste wat wij kunnen doen is hun met respect behandelen. Eens?